Bij het kiezen van een naald dien je rekening te houden met de naaldpunt, de naaldvorm en de lengte van de naald.
Naaldpunt
Er bestaan zogenaamde snijdende en niet-snijdende naalden. Bij een snijdende naald heeft de naaldpunt meerdere scherpe zijkanten waardoor het insnijden van weefsel makkelijker wordt. Staat er een ‘c’ achter de naaldsoort, bijvoorbeeld 3/8c, dan betreft het een snijdende naald. Een niet-snijdende naald heeft een conische vorm die ervoor zorgt dat de geperforeerde weefselstructuren intact blijven tijdens de behandeling.
Naaldvorm
Er zijn diverse naaldvormen die elk een ander soort type hechting mogelijk maakt. Voor huidhechtingen en andere oppervlakkige procedures wordt meestal een naald die 135° gebogen is gebruikt, ofwel 3/8 deel van een cirkel. De keuze van de naaldvorm hangt altijd af van de toegankelijkheid van het te opereren weefsel; hoe kleiner het operatiegebied, hoe meer kromming.
Lengte
Het nummer achter de letters in de omschrijving van het hechtdraad geeft de lengte van de naald aan: bijvoorbeeld FS-2. Doorgaans is het zo dat hoe hoger het nummer, hoe korter de naald.